Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Op
en rond het Domplein | Vrijwaring
| Contact |
|
Voor
een inleiding, nadere toelichting en een inhoudsopgave zie het ► Dossier Jan en Hubert van Eyck. |
Een Belgische reactie op Jan en Hubert van
Eyck geboren in Bergeijk
door Martin W.J. de Bruijn Te
citeren als: C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn, ‘Een Belgische reactie
op Jan en Hubert van Eyck geboren in Bergeijk’
(www.broerendebruijn.nl/EyckDumolyn.html,
versie van [datum], geraadpleegd op
[datum]).
|
![]() De prachtig gekalligrafeerde handtekening van Jan van Eyck op het Arnolfini-schilderij van 1434. |
Het is opmerkelijk te noemen dat
de enige
reacties die er tot nu toe op de publicatie van dr. Lucas van Dijck
zijn verschenen
afkomstig zijn uit België. Zij zijn, voor zover mij bekend, zonder
uitzondering
negatief. De auteurs wijzen de conclusie af dat de gebroeders geboren
zijn in het
Nederlandse Bergeijk en niet in het Belgische Maaseik. Het meest negatief was, eveneens voor zover mij bekend, de Van Eyck-deskundige prof. dr. Jan Dumolyn uit Gent op Facebook. Afgezien van een aantal suggestieve, op de persoon gerichte diskwalificaties wierp hij – zijn reactie blijkt inmiddels overigens van het platform verdwenen te zijn – een aantal bezwaren op die van kentheoretische aard zijn. Op deze laatste wil ik mij hier concentreren. Inhoudelijke feitelijke bedenkingen wil ik terloops mee behandelen. De diskwalificaties en opmerkingen ad hominem laat ik voor wat ze zijn. Om de verdenking te vermijden dat ik zelf selectief, tendentieus en/of suggestief ben, geef ik de als gezegd inmiddels van Facebook verwijderde tekst van prof. Dumolyn hier volledig weer, zodat de lezer er zelf over kan oordelen: “Aflevering
zoveel uit het
feuilleton: waar kwamen de gebroeders Van Eyck vandaan.
De pers was mij al aan het solliciteren om hierop te reageren, een nieuwe 'theorie' over hun afkomst. Het boekje van Lucas Van Dijck, 'Jan en Hubert van Eyck geboren in Bergeijck' is echter van geen enkele historische waarde. Het is een soort samenzweringstheorie met als doel te bewijzen wat Van Dijck vooraf al had besloten. De auteur was op zoek naar een familie in Bergeijk die dan de familie van Eyck moest zijn. Zelf is hij iets verderop geboren, in Eindhoven, dus we kunnen lokaal chauvinisme als motief voor zijn demarche vermoeden. Hij vindt dan een zekere familie Bac, waar een Jan en Hubert als broers in voorkomen. Maar ze zouden dan natuurlijk later hun naam hebben veranderd... Van hun zuster Margareta van Eyck die ook kunstenares was, gekend uit andere bronnen, is echter in die familie geen sprake, maar die wordt dan weggeredeneerd, want ze zou niet bestaan hebben. De andere door archiefbronnen gekende broer Lambert van Eyck zou dan een bastaard zijn geweest. Of Margareta zou dan misschien toch bestaan hebben en ook een buitenechtelijke dochter zijn geweest… Of men heeft zich in een bron verschreven en Van Dijck weet hoe het er eigenlijk had moeten staan. Dat soort kunstgrepen en cirkelredeneringen past de auteur voortdurend toe, en dan nog op een zeer arrogante en zelfvoldane manier. Op geen enkele manier wordt om het even wat bewezen. Het zijn allemaal vage aannames en speculatieve redeneringen, elke ernstige historicus onwaardig. Tegen alle bronnen en logica in wordt Hubert ook plots jonger dan Jan! De verregaande hypotheses die Van Dijck formuleert, compleet niet door de bronnen ondersteund, worden een paar bladzijden later al vaste waarheden, waarop dan nieuwe hypothesen worden gebouwd. Bizarre theorieën van anderen zoals van de Antwerpse pater Schiltz die een fictieve tekst op een werk van Jan van Eyck zag, en die al lang als totale onzin weerlegd zijn, worden eveneens overgenomen. Ook op het gebied van kennis van middeleeuwse talen en de interpretatie van archiefbronnen schiet de auteur een aantal keren zwaar tekort. In dit opstel wordt dus volstrekt niets ‘aangetoond’ en de piste Bergeijk als geboorteplaats voor de grote schilder blijft nog even ongefundeerd en onwaarschijnlijk als vroeger. Voor Maaseik als geboorteplaats van de gebroeders Van Eyck bestaan daarentegen verschillende zeer goede argumenten. Deze worden echter gewoon genegeerd. Conclusie: dit werkstuk zou het best naar de prullenmand worden verwezen.” Eerst die ‘soort samenzweringstheorie’. Dumolyn maakt niet duidelijk van wie die afkomstig zou zijn en wie daarbij betrokken zouden zijn, laat staan om te bewijzen ‘wat Van Dijck vooraf al had besloten’. Laatstgenoemde auteur geeft duidelijk aan wat zijn uitgangspunt is: de analogie van wat er met de ook door hem bestudeerde schilder Jheronimus Bosch het geval is geweest, namelijk dat zijn familie eigenlijk Van Aken heette (p. 13). Dat is een hypothese die in wetenschappelijk historisch onderzoek volstrekt gebruikelijk en geaccepteerd is. Van Dijck trof een dergelijke situatie niet in de bronnen betreffende het Belgische Maaseik aan – evenmin als alle andere onderzoekers tot nu toe! –, maar wél in de andere plaats die in aanmerking kan komen als geboorteplaats van de schilders, namelijk Bergeijk in Noord-Brabant. Lucas van Dijck zegt nergens dat de gebroeders ‘later hun naam hebben veranderd’, integendeel, hij stelt vast dat als schildersnaam ‘Jan van Eyck’ of Johannes de Eyck gebruikt is – net als de naam Bosch voor Jheronimus van Aken –, maar zelfs dat enkele van Jan van Eycks kinderen in Vlaanderen weer de naam Bac gebruikten (p. 47-52). Helaas bleken de ‘harde’ historische bronnen, zoals met name de door hem doorvorste schepenakten, cijns- en leenregisters, in België, anders dan in Noord-Brabant, nog niet of nauwelijks geïndiceerd of anderszins toegankelijk te zijn. Hier valt dus nog veel onderzoekswinst te behalen wanneer deze achterstand ingehaald is. De ‘zuster Margareta’ van de gebroeders wordt niet ‘weggeredeneerd’, zoals Dumolyn zegt, integendeel. Lucas van Dijck vermeldt in het Nederlandse taalgebied in de dertiende eeuw maar liefst drie voorbeelden aan van vrouwen die Margareta met als alias Heilwig heetten, en wel in de vooraanstaande geslachten Altena, Vlotstale (Lichtenberg) en Culemborg (p. 59). Welnu, de naam Heilwig kwam wel degelijk voor in het Bergeijkse gezin van de gebroeders. Zij had een relatie met de kleinzoon van de Antwerpse kapitteldeken Arnoud Ayken van Goerle en was zeer gefortuneerd, mogelijk door haar activiteiten als schilderes en handelaar in schilderijen, zoals al uit de Belgische bronnen bekend was (p. 28-29). Hier is verder onderzoek zeer gewenst. Ook voor een broer Lambert, al dan niet onwettig, bestaan wel degelijk ook vanuit Bergeijk aanwijzingen (p. 58-59). Dat Hubert van Eyck ouder was dan zijn broer Jan wordt alleen vermeld in secundaire bronnen die dateren van meer dan een eeuw na hun overlijden (zie ► Kanttekeningen bij het graf en epitaaf van Jan van Eyck). De Bergeijkse bronnen duiden erop dat ofwel Jan ouder was dan Hubert dan wel dat zij een tweeling vormden. Dumolyn zegt dat er voor Maaseik als geboorteplaats ‘zeer goede argumenten’ zijn, maar hij verzwijgt dat het tot nu toe alleen maar om aanwijzingen en voor wat de afkomst betreft in het geheel niet om primaire bronnen gaat. Zoals hierboven gezegd, laat ik al zijn diskwalificaties en andere aanvallen ad hominem maar voor wat ze zijn. Ze zeggen meer over de persoon van prof. dr. Jan Dumolyn dan over dr. Lucas van Dijck en zijn publicatie. Het wachten is op werkelijk serieuze, wetenschappelijk verantwoorde reacties op de publicatie Jan en Hubert van Eyck geboren in Bergeijk. Daarvoor zal het al bekende oude bronnenmateriaal getoetst – dus geverifieerd en gefalsifieerd – dienen te worden aan het nieuw ontdekte, zoals ik bijvoorbeeld gedaan heb in de zojuist genoemde ► Kanttekeningen. Ook nieuwe vondsten uit primaire bronnen, indien mogelijk ook uit de Belgische archieven, zijn hierbij vanzelfsprekend meer dan welkom. ![]() De wapens op het verdwenen epitaaf van Jan van Eyck bij zijn graf in de kerk van Sint-Donaas in Brugge volgens een zestiende-eeuws aantekeningenboekje (Dhanens, ‘De kwartierstaat en het graf van Jan van Eyck’, 49). Het schild rechtsonder met de drie daarin opgenomen schildjes heeft zich ook op de grafzerk bevonden. Van een kwartierstaat is geen sprake, hooguit van de familiewapens van de vader en moeder van de schilder. Aanvulling van 19 oktober 2024: Recentelijk probeerde KempenTV een interview af te spreken met prof. dr. Jan Dumolyn. De omroep ontving daarop op 8 oktober 2024 onderstaande mail: Meneer K. [om privacyredenen laat ik de naam weg, MdB]
U mag het volgende terugkoppelen: wanneer een astronoom ‘in debat’ zou gaan met een astroloog, dan wordt de astrologie als een gelijkaardige wetenschap beschouwd. Als journalist is het uw taak waarheid van fake news te kunnen onderscheiden, niet om dat laatste een legitieme plaats in het debat toe te kennen. Ook gemeentelijke overheden moeten dat niet doen. Als u zelf het boekje van meneer VD hebt gelezen en niet direct inziet dat wanneer men ergens een boerenfamilie vindt met twee kinderen die Jan en Hubert heten, maar de namen van de rest van de broers en zus klopt niet en ook hun relatieve ouderdom al niet, en ze hebben zogezegd hun naam dan verantwoord etc., als u niet inziet dat dit onzin is en dat historisch-kritische redeneringen niet zo worden opgebouwd, dan faalt u in uw eigen beroep. Dit is geen ‘interessante vondst’ maar een conspiratorische redenering, die geen verdere aandacht verdient. Al sinds 2020 word ik hiermee lastig gevallen, zelfs met mails waarbij meneer VD mijn rector en de Vlaamse minister van onderwijs in cc zet (!) en dit moet nu eindelijk stoppen! JD Hoewel er heel wat over bovenstaande mail te zeggen valt, beperk ik me – op grond van de door prof. dr. Jan Dumolyn minzaam toegestane ‘terugkoppeling’ – hoofdzakelijk tot enkele opmerkingen van inhoudelijke aard: 1. De familie Bac uit Tilburg/Bergeijk was geen boerenfamilie, maar behoorde al omstreeks 1200 tot de adellijke hofhouding van de hertogen van Brabant. Hubert was genoemd naar zijn vader Hubert Bac, kwartierschout van Kempenland en broer van de abt van de befaamde abdij van Tongerlo. De Huberten ontleenden beiden hun naam aan een eerdere abt Hubert van Tongerlo. In tegenstelling tot de voornaam Jan kwam de naam Hubert in het Brabant van de Late Middeleeuwen maar weinig voor. 2. Dumolyn maakt op geen enkele wijze duidelijk dat en waarom de namen van het gezin van vader Hubert Bac van Eyck niet kloppen en evenmin dat hun ‘relatieve ouderdom’ niet zou kloppen. 3. Met ‘ze hebben zogezegd hun naam dan verantwoord etc.’ bedoelt Jan Dumolyn waarschijnlijk dat de broers hun naam hebben veranderd. Maar dat hebben ze maar op één punt gedaan, en dan alleen als schilders. Ze hebben hiervoor de familienaam Bac gewijzigd in een herkomstnaam Van Eyck, zoals later ook de schilder Jheronimus van Aken zijn naam heeft gewijzigd in Jheronimus Bosch. Hun latere familieleden bleven zich in Vlaanderen en Brabant Bac noemen. 4. Het gaat niet om ‘een interessante vondst’, maar om een groot aantal vondsten over de familie Bac gedurende enkele eeuwen in ‘harde’ historische bronnen, zoals oorkonden, leen- en cijnsregisters. Hiernaast heb ik zelf als geïnteresseerde inmiddels een kritische analyse gegeven van de aanwijzingen die in de richting van Maaseik als geboorteplaats van de schilders zouden wijzen. Verschillende daarvan, zoals de wapenschilden op het zestiende-eeuwse epitaaf bij het graf van Jan van Eyck, wijzen juist op een Brabantse herkomst van de broers en geen Loons/Luikse (zie onder meer de hierboven genoemde ► Kanttekeningen bij het epitaaf). Op dezelfde inhoudelijke manier als ik dat gedaan heb zou ook Jan Dumolyn de gegevens van de door Lucas van Dijck aangeleverde bronnen kunnen falsifiëren. Maar dat doet hij op geen enkele wijze. 5. Wat Dumolyn bedoelt met een ‘conspiratorische redenering’ maakt hij niet duidelijk. Omdat we mogen aannemen dat hij hiermee niet de administrateurs van de bronnen bedoelt, voor wie het beroep van Jan en Hubert er niet toe deed, moet die samenzwering volgens hem wel van de kant van Lucas van Dijck zijn gekomen. Mogelijk doelt hij op zijn al eerder geuite insinuatie (zie Dumolyns tekst hierboven). Ook dit wordt evenwel op geen enkele wijze inhoudelijk met bewijzen gestaafd. 6. Lucas van Dijck heeft inderdaad enkele van zijn mails aan Jan Dumolyn in kopie doorgestuurd, maar aan de als tweede genoemde niet in zijn hoedanigheid als minister maar als bestuurslid van het Henri Pirenne Instituut van de Gentse universiteit, dat een symposium over de gebroeders heeft gehouden. Lucas had het instituut een aantal Engelstalige flyers voor de nieuwe uitgave van zijn boek Jan en Hubert van Eyck geboren in Bergeijk toegestuurd met de vraag om die onder de congresgangers te verspreiden. Dit is evenwel door Dumolyn geweigerd… 7. Ik ben bang dat Jan Dumolyn nog wel vaker over de herkomst van de gebroeders Jan en Hubert van Eyck zal worden ‘lastig gevallen’. Jammer dat het nodig is omdat een wetenschappelijke discussie hierover uit de weg wordt gegaan, deze keer ook nog met een ronduit aanmatigende uitspraak. |
© 2023-2024 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 10 mei 2023; laatst bewerkt 19 oktober 2024. |